Ik kom graag in de duinen. Vandaag neem ik voor het eerst sinds lange tijd de route die ik vroeger vaak liep. En die langs een dennenboom voert met een vreemde gehoekte tak. Niet zomaar een boom, maar de boom waar dertien jaar geleden mijn gezin is ontstaan.
Voor je nu de verkeerde conclusie trekt: niet in de daad, maar als idee. Als woord. Als verlangen.
Toen wisten we dat nog niet, dat we verlangden naar een gezin. We wisten zelfs nog niet dat we een relatie zouden krijgen. Maar de boom wist het al wel. En daarom is dit niet zomaar een boom. Het is een boom der kennis. Een levensboom.
Ik heb iets met bomen. Ze zijn zo vanzelfsprekend.
Maar als je even afstand neemt van die vanzelfsprekendheid, zie je het opeens. Het zijn Wezens. Bizarre Wezens. Aards en buitenaards tegelijk. En onze planeet staat er vol mee.
Ze staan daar maar mindful te zijn, ontvankelijk voor alles wat ze toekomt: zon, regen, wind. Ze verbinden de hemel met de aarde.
Daar zit een overeenkomst met ons mensen (los van het feit dat wij goedbeschouwd minstens zulke bizarre wezens zijn): met onze opgerichte gestalte zijn ook wij verbinders van hemel en aarde. Alleen hebben zij hun plek al gevonden nog voor ze goed en wel boom zijn, terwijl wij niet zelden een leven lang zoekend ronddolen voordat het voor ons zover is.
Die bomen hebben iets magisch. Ze vertakken en vertakken zich vanuit hun midden, steeds fijner en fijner. Naar boven en naar beneden. Tot het ergens ophoudt.
Maar stel nou dat het niet ophoudt? Dat ze zich zo fijn vertakken dat ze de grenzen van de materie achter zich laten? Groeien ze de hemel in? Raken ze de kern van de aarde?
Bomen zijn gestold verlangen. Het zichtbare resultaat van het verlangen van hemel en aarde om elkaar te ontmoeten. Het vleesgeworden woord.
Op de gehoekte tak, met mijn rug tegen de stam, geniet ik van de laagstaande zon. In het volle besef dat wij op deze plek, dertien jaar geleden, onze eigen werkelijkheid creëerden met onze woorden. Woorden van verlangen die vooruitwezen naar de onbekende toekomst van nu.
Ik ga maar weer eens op huis aan. Op naar de volgende berg wasgoed.